Het voelt al maanden rommelig, en ik kon het niet duiden.
Het begon denk ik met het kistje, waarin een lok haar van mijn vader zit. Ik bewaar dit samen met wat kleine spulletjes in de vensterbank. Het moest opgeruimd worden, want onze dochters gaven een feest. Tachtig vrolijke gasten en kleine kistjes gaan niet samen, dus borg ik het weg. “Sorry,” zeg ik altijd als ik hem opberg. “Sorry, pap…”.
Het slaat nergens op, maar anders krijg ik dat kistje niet die ongezellige kast in.
In de maanden daarop volgden verschillende uitvaarten. Dat is pittig, want iedereen begraaft op zo’n moment zijn of haar eigen doden opnieuw. Dat brengt een soort begrip en verbinding. Soms maakte dat het lichter: door steun, lieve woorden en de “aan één blik genoeg”-vriendinnen. Maar net zo vaak verdubbelde het verdriet. Of verdrievoudigde het. En af en toe vertienvoudigde het zelfs. Ik voelde niet alleen mijn eigen verdriet, maar ook dat van de mensen om me heen. “Dat heet empathie”, was het droge commentaar van een vriendin. Ze had gelijk, maar toch loste dat begrip mijn knagende gevoel niet op.
Twee weken later vertrokken we naar de poolcirkel. Het hoge Noorden heeft me altijd al getrokken en nu zaten we midden in de nacht op een verlaten strand in Noorwegen. We hadden een kampvuur om ons te warmen en het betoverende Noorderlicht kwam tot leven, maar ook zónder dat spektakel, was ik intens gelukkig. Daar, in het verlaten donker, omringd door sneeuw, keek ik omhoog naar de poolster. Hij stond bijna recht boven ons en links daarvan bevond zich de Grote Beer. Ik voelde me zó klein... Je vergeet soms hoe klein we zijn als mens, met onze technologie, steden en schreeuwende politieke leiders, maar we stellen geen bal voor. Dat besef, en het gevoel van één zijn met het universum, suste dat knagende gevoel een stukje, maar versterkte het ook.
Eenmaal thuis werd het me pas echt duidelijk. Ik zat op de bank en zag op tv een ouder echtpaar. Getroffen door wat ik zag, bleef ik kijken… De man leek sprekend op mijn vader. Nou weet ik niet, of jij weleens hebt meegemaakt dat je iemand tegenkomt, die lijkt op iemand die je mist, maar in het geval van mijn vader overkomt het me niet zo vaak. Zoveel baardige, corduroy-broek-dragende, zonderlinge professors lopen er niet rond. Dit was er een. Hij leek op mijn vader in alles: uiterlijk, gedrag, zelfs de blik in zijn ogen.
Ik barstte in huilen uit, maar ik was ook opgelucht, want plotseling viel alles op zijn plek.
Het kistje... knaag, knaag… de uitvaarten… knaag, knaag… het overweldigende gevoel van nietigheid bij het noorderlicht… knaag, knaag… de zonderlinge professor!
Blijkbaar was ik weer even aan het rouwen! Dat lijkt zo logisch, maar ik had het toch niet goed door. Mijn vader is al een paar jaar geleden overleden en het was toen vooral fijn dat hij eindelijk rust had, want hij was ziek en al op leeftijd. Ik had mijn eigen rouw zo logisch naar zijn eigen plekje geredeneerd, dat ik het niet herkende toen het zich opnieuw aandiende.
Maar rouw, dat weet ik nu, reist gewoon met je mee. Het laat je soms met rust en spoelt dan ineens als een golf over je heen. Mijn golf kwam de afgelopen maand, want ik mis hem. Potver, JA! Ik mis hem! Dat hoeft niet kleiner gemaakt, dat hoeft ook niet groter gemaakt, maar dat ís.
Zo simpel zit het, maar in mijn geval kan het zomaar even duren, voordat ik doorheb wat er gebeurt.
Het kistje met de haarlok staat al lang weer in de vensterbank. Ik hoef het voorlopig niet meer op te bergen. Maar mocht het kistje, of een andere herinnering, ooit weer een nieuwe golf losmaken, dan geeft dat niet. De volgende keer herken ik het en dan drijf ik gewoon een eindje mee. Het rommelige gevoel stroomt nu, want ik begrijp het en gek genoeg…
voelt dat tien keer lichter.
Comments